Slanke grondel met een plomp-speervormige staart. 9-13 cm. Lichaam iets doorschijnend, geelbruin. Duidelijke oranjegele ronde vlekken, onregelmatig of in rijen. Ook gele vlekken op de vinnen. Rugvinnen vaak met geeloranje randen en daaronder een metaalblauwe lijn. Anaalvin en staartvin donkerbruin omrand. Ogen hoog op de kop. Nek en rug met schubben. Mond klein, bovenstandig. Twee rugvinnen met een kleine ruimte ertussen. Eerste rugvin met stekelvormige, deels buiten het vinmembraan stekende vinstralen.Tweede rugvin langer dan de anaalvin. Buikvinnen vergroeid tot zuignap. Leeft op modderbodems, vaak samen met de Noorse zeekreeft, in dieper water (tot meer dan 100 m. Enkele keren ver van de Nederlandse kust gevangen.
Lees meer