Search

EasyDNNNews

Korstmosschelpje

Mariene tweekleppige. Tot 2,5 mm. Egaal wit tot donker paarsrood. Opperhuid geelbruin. Dunschalig, bol, iets langwerpig. Oppervlak met fijne groeilijnen en vage radiaire lijnen. 2 spierindruksels, mantellijn zonder bocht. Dier met opgezwollen instroomsifo die niet of nauwelijks buiten de schelpkleppen uitkomt. Kruipvoet lang en tongvormig. Leeft tussen kostmossen als Lichina pygmaea of los in holten van stenen, tussen zeepokken en wier. Autochtoon in litoraal en sublitoraal, zeldzaam. Spoelt wel regelmatig aan op drijvende voorwerpen. Lees meer

Kleine gaper

Mariene tweekleppige. Tot 20 mm, maar meestal ca 12 mm). Kalkwit tot crème, met een geelbruine opperhuid. Min of meer rechthoekig, door de leefwijze vaak vervormd. Oppervlak met onregelmatige groeilijnen en 1-2 flauwe, vanuit de top naar de achterkant van de schelp lopende plooien. Slot heterodont slot met in de linkerklep een klein lepelvormig uitsteeksel (chondrofoor). Sublitoraal van rotskusten, vastgehecht  met byssusdraad in spleten en tussen zeepokken etc. In Nederland zeldzaam autochtoon, soms op drijvende voorwerpen. Lees meer

Kleine fuikhoren

Mariene huisjesslak. H. tot 14 mm. Licht- tot donkerbruin, soms met vlekken en donkerdere kleurbanden. Mondrand en varices meestal lichter. Tot 8 vrij bolle windingen. Mond ovaal, onderin met een kort sifokanaal. Mondrand altijd verdikt. Eelt op spilzijde en deel laatste winding. In de mond knobbeltjes. Vrij fijne traliewerksculptuur, met op willekeurige plaatsen een sterk verdikte verticale rib (varix). Slechts eenmaal uit de Noordzee bekend. Nu en dan op het strand (drijvende voorwerpen). Lees meer

Kleine boormossel

Mariene tweekleppige. Tot 4,5 cm. Wit tot grijs, met een geelgrijze opperhuid. Onderrand onder de top naar binnen gebogen. Top bedekt door omgeslagen bovenrand. 1 vrij spits accessorisch schelpstuk. Voor- en achterrand gapen sterk. Oppervlak met concentrische en radiale ribben, met op de kruispunten raspvormige uitsteeksels. Voet rond, krachtig, gebruikt als zuignap of anker. Sifonen lang, vrijwel geheel vergroeid en  bedekt met opperhuid. Vroeger schaars, tegenwoordig vaker in aangespoeld veen en hout. Lees meer

Kleine astarte

Mariene tweekleppige. Tot 3 mm. Geelwit tot lichtbruin, opperhuid oranjebruin. Soms met oranjerode stralende kleurlijnen. Stevige schelp. Scheef-driehoekige vorm. Oppervlak glad, met alleen concentrische groeilijnen. Heterodont, grof slot. Onderrand aan de binnenkant gecreneleerd. Mantellijn zonder bocht. Algemeen in gebieden met grover zand en schepfragmenten, zowel verder van de kust (offshore-gebied ten noordwesten van Vlieland en Texel, Doggersbank, boven Schiermonnikoog) als dichter bij de kust (zuidwestelijk kustgebied, grofzandig gebied voor Camperduin-Castricum). Ook in Zeeland, o.a. Westerschelde. Lees meer
RSS
Eerste152153154155157159160161Laatste

Diensten

Weekdieren (EU-Habitatrichtlijn)

  • Inventarisaties
  • Beheeradviezen 
  • Monitoring
  • Exoten

Mariene soorten en ecologie

  • Educatie
  • Artikelen
  • Exoten

 

 

Steun ANEMOON

  • Met een donatie
  • Met waarnemingen
  • Met foto's 
  • Met locatie-omschrijvingen
  • Met maken van artikelen
  • Met organiseren activiteiten

Contact

Stichting ANEMOON
Postbus 29
2120 AA Bennebroek

anemoon@cistron.nl

06-11442009

 

 

Back To Top