Search

EasyDNNNews

Blonde rog

Sterk afgeplat, breed-ruitvormig lichaam, met hoekige zijkanten en twee zeer grote, aan de kop vergroeide borstvinnen. De dieren hebben een lange puntig toelopende staart. De gemiddelde afmeting ligt tussen de 40 en 80 cm (maximaal 120 cm). De rug is lichtbruin (zandbruin), met verdeeld over het hele oppervlak een grote hoeveelheid dicht opeenstaande, kleine zwarte stipjes, in een patroon dat helemaal doorloopt tot de randen van de borstvinnen. Daarnaast zijn er ook her en der wat grotere, lichtere tot witte vlekken. De onderkant (buikzijde) is geelachtig of wit. Bij jonge dieren is de snuitpunt donker. De soort is ter camouflage qua kleur en patroon goed aangepast aan de ondergrond. De snuit loopt uit in een puntje. Mond, neusgaten en vijf paar kieuwspleten bevinden zich aan de onderkant, de buikzijde. De ogen zitten aan de bovenzijde, voor op de kop en zijn kleiner dan de spuitgaten (spiraculi). De staartvin is klein, afgerond, bijna spatelvormig. Op de staart staan achteraan twee korte rugvinnen. De buikvinnen liggen tegen de staartbasis aan. Tot de buikvinnen horen ook de lobvormige uitsteeksels waarmee de dieren over de zeebodem 'lopen' (punteren). De huid aan de bovenzijde is ruw. In het midden loopt bij jonge dieren en volwassen vrouwtjes een rij van 32-45 relatief korte, doornachtige stekels vanaf de nek tot over de staart (op de staart zitten bij jonge dieren zelfs meerdere rijen). Bij mannetjes is deze rij hier en daar onderbroken. Tussen de rugvinnen op de staart kunnen maximaal 2 stekels voorkomen, maar deze kunnen ook ontbreken. Mannetjes hebben aan de borstvinnen en op de kop soms ook kromme stekeltjes. Nadere kenmerken: Bij beide geslachten zitten in de mond 60-90 rijen tanden met scherpe spitsen, om de schelpen en schalen van bodemdieren te kraken.

Ecologie [ingekorte tekst verspr.A]
Blonde roggen leven op diepten tussen 10-150 m (tot 300 m), op zand- en slikgronden. Jonge dieren leven in ondieper water, grotere in diepere delen. In de zomermaanden dichter bij de kust. Kleinere dieren voeden zich vooral met weekdieren, kreeftachtigen, wormen, stekelhuidigen en kleinere bodemvissen, grotere voornamelijk met inktvissen. De soort wordt laat geslachtsrijp en heeft een trage voortplanting. Ovipaar, de eieren worden inwendig bevrucht, waarna op de zeebodem rechthoekige eierkapsels worden afgezet, waarin steeds één embryo tot ontwikkeling komt. Volwassen vrouwtjes leggen van februari t/m augustus circa 30 of meer eikapsels per jaar. De jongen komen uit na circa 6 tot 7 maanden. De dieren kunnen tot 15 jaar oud worden. Zeer gevoelig voor visserij, niet alleen vanwege de trage voortplanting, maar ook omdat de populaties zich in min of meer vaste gebieden ophouden. (Zie voor de vorm van de eikapsels de aparte beschrijving.)

Bescherming
Zowel in 2004 als in 2015 (nog) niet op de Nederlandse Rode Lijst opgenomen. Niet als bedreigd, maar wel als 'Near threatened' (Gevoelig) op de internationale Rode Lijst van de IUCN opgenomen. Geen vermelding met minimummaat in de Visserijwet. Voor vissers geldt geen terugzetverplichting.
Lees meer

Vleet

Zeevis. Waarnemingen van 'de Vleet' hebben betrekking op twee verschillende soorten: Dipturus flossada (Risso, 1826) - de Gewone vleet en de veel grotere 'Flapperrog/-vleet' Dipturus intermedia (Parnell, 1837). Beide soorten zijn groot, sterk afgeplat, ruitvormig, met een puntige snuit en hoekige zijkanten, gevormd door twee aan de kop vergroeide borstvinnen. Als van de punt van de borstvin naar de snuitpunt een rechte lijn wordt getrokken, snijdt deze de lichaamsschijf niet. De staart is lang en smal en loopt puntig toe. De Grootste soort wordt gemiddeld 200 cm (tot maximaal 285 cm). Rug olijfgroen tot bruin, met lichte ronde en ovale gele vlekken. Jonge dieren vaak met 2 donkerdere ronde vlekken (oogvlekken) op de borstvinnen en zwarte onderkant. Twee afgeronde rugvinnen, ver achter op de staart,  duidelijk gescheiden. Niet of nauwelijks een staartvin. Tot de tegen de staartbasis aan gelegen buikvinnen behoren ook twee lobvormige uitsteeksels. Ogen en spuitgaten (spiraculi) voor op de kop. Mond, neusgaten en vijf paar kieuwspleten aan buikzijde. Jonge dieren zonder stekels op lichaamsschijf, wel grote stekels bij de ogen. Volwassen dieren zowel op rug als buik doornachtige stekels. Op de staart een rij van 12-18 stekels. Vaak ook kleinere stekels langs onderkant staart en tussen de twee rugvinnen (1 of 2 stekels). Vleten zijn zeer zeldzaam in de Noordzee en sterk bedreigd.

Lees meer

Zonnevis

Mariene vissoort (zeevis). Hoog, zijdelings afgeplat lichaam. 29-35 (tot 65 cm). Lichaam licht- tot donkergeel of bruinachtig gemarmerd. Zijkanten met één zwarte, geel omrande vlek. Uitstulpbare bek schuin omhoog (bovenstandig). Ogen hoog in de kop. Zeer markante eerste rugvin, met 9 -11 sterke stekelvormige vinstralen die uitlopen in losse, lange sprieten. Tweede rugvin en anaalvin even lang. De afhangende buikvinnen zijn lang. Langs rug en buik een randje met korte stekeltjes. Lichaam bedekt met kleinere puntige schubjes. Verspreidingsgebied wereldwijd ruim. In onze streken relatief weinig gevangen of gezien. Jonge dieren o.a. bekend uit Oosterschelde en Grevelingenmeer.  Lees meer

Mul

Mariene vissoort (zeevis). Gemiddeld 25 cm (tot 40 cm). Het kleurpatroon is opvallend, vaak rozerode, blokvormige vlekkenblokken, met lichtere delen ertussen. Van oog tot staart een dunne bruinrode lengtestreep, daaronder drie geeloranje lijnen. Kop relatief groot, ogen groot, vrij hoog liggend. Opvallend grove schubben. Voorhoofd steil aflopend. Twee kindraden. De twee rugvinnen staan een stuk van elkaar af. De eerste heeft scherpe stekels, de tweede alleen zachte normale vinstralen. Langs de Nederlandse kust vroeger schaars. Tegenwoordig talrijker geworden en ook in de winter aanwezig. Lees meer

Harige zakspons

Mariene spons. Kalkspons. Tot ca 5 cm hoog. Grijswitte, soms iets glasachtige, cylindrische zakspons met dunne wanden waaruit zeer lange spicula (kalknaalden) steken. Hierdoor ontstaat een sterk 'harig' uiterlijk. Wanden soms met knobbelachtige papillen. Steeds met een stijf kruintje bovenop. Op wieren en hard substraat. Mogelijk inmiddels verdwenen uit Nederland (Zeeland). Lees meer
RSS
Eerste141142143144146148149150Laatste

Diensten

Weekdieren (EU-Habitatrichtlijn)

  • Inventarisaties
  • Beheeradviezen 
  • Monitoring
  • Exoten

Mariene soorten en ecologie

  • Educatie
  • Artikelen
  • Exoten

 

 

Steun ANEMOON

  • Met een donatie
  • Met waarnemingen
  • Met foto's 
  • Met locatie-omschrijvingen
  • Met maken van artikelen
  • Met organiseren activiteiten

Contact

Stichting ANEMOON
Postbus 29
2120 AA Bennebroek

anemoon@cistron.nl

06-11442009

 

 

Back To Top