Search
Search

Soorten

Smalle otterschelp
Mariene tweekleppige. Tot 150 mm. Vuilwit, geelachtig, Opperhuid locht- tot donkerbruin, ook om de sifobuis. De bovenrand loopt aan de voorzijde in een rechte lijn schuin naar beneden. Voor- en achterkant gapen. Fijne concentrische lijntjes. Heterodont slot, in beide kleppen een grote driehoekige ligamentholte. Mantellijn en onderzijde mantelbocht vallen deels samen. Sifonen vergegroeid tot lange sifobuis. Lokaal in de Noordzee. Ook vers aangespoeld (o.a. Neeltje Jans).

[Lees verder...]


Slanke noordhoren

Mariene huisjesslak. Tot 9 cm. Vuilwit tot crème, met een bruingele, schilferige opperhuid. Operculum hoornbruin. Windingen van de protoconch iets breder dan de daaropvolgende windingen, daardoor ontstat een knopvormige top. Mondopening langwerpig ovaal, uitlopend in lang, gebogen sifokanaal. Fijne spiraalribben. Dier met smalle, gebogen sifo. Lichaamskleur crèmewit, sifo vaak wat roodachtig. Noordzee, verder van de kust. Nogal schaars. Zelden op het strand (Waddeneilanden).

[Lees verder...]


Slank tandhorentje

Mariene huisjesslak. Tot 5 mm. Geelwit of crème. Dunschalig, slank, torenvormig met 6-7 vlakke windingen. Protococh gekanteld. Mondopening ovaal, op de spil een spitse, tandvormige plooi. Naast de mond een kleine, diepe navel. Schelpoppervlak glad met iets schuin verlopende groeilijnen. Leeft ectoparasitair op o.a. de Driekantige kalkkokerwormSpirobranchus triqueter en andere soorten kokerwormen.

[Lees verder...]


Scheve hartschelp
Mariene tweekleppige. Tot 13 mm. Geelwit tot bruin, opperhuid groengeel. Stevige, scheef-driehoekige, schelp. Vanuit de top naar de beneden-achterrand loopt een scherpe plooi. 20-22 platte ribben met ovale schubjes of knobbeltjes. De ribben zijn breder dan de tussenruimten. Leeft vermoedelijk niet (meer) in Nederland. Mogelijk vroeger in het Kanaal door Walcheren. Spoelt wel regelmatig fossiel aan.

[Lees verder...]


Schepje
Mariene huisjesslak. Tot 28 mm, vaak kleiner. Glanzend wit, gedeeltelijk doorschijnend. Uiterst dunschalig, met 2-3 snel toenemende windingen, de laatste uitgegroeid tot een groot ‘oor’. Geen operculum. Schelpoppervlak  glad, alleen groeilijntjes. Het dier kan zich niet in de schelp terugtrekken en is groter dan de schelp: gestrekt ruim 4 cm of meer. Dier met groot kopschild, opzij twee lichaamsflappen, achteraan plugvormig stuk mantel. Lichaamskleur wit. In de maag drie verkalkte kauwplaten. Noordzee schaars. Schelpen spoelen soms aan.

[Lees verder...]


Scheepsworm
Mariene tweekleppige. Schelpjes 12 x10 mm; paletten 7 mm (dier veel langer). Grijswit, opperhuid grijsbruin. Sculptuur in drie delen: middendeel met horizontale en verticale ribben, voorste met horizontale ribben, achterste (oortje) glad en boven de schelp uitstekend. Paletten met recht steeltje, bovenaan niet ingesneden. Wormvormig dier met ver buiten het hout stekende sifonen. Paletten sluiten de opening af. Hele Noordzee, sublitoraal. Ook in aangespoeld wrakhout met gangen, soms nog levend.

[Lees verder...]


Scheefhorentje
Mariene huisjesslak. Tot 8 mm. Strogeel, op de laatste omgang vaak 2-4 bruine kleurbanden. 5-6 matig bolle windingen. Mondopening en operculum eivormig. Er is een duidelijke navel die naar beneden uitloopt in een groeve (sleuf) parallel aan de binnenmondrand. Oppervlak met fijne groeilijntjes. Leefde vroeger algemeen in zeegrasvelden in het Waddengebied en Zeeland. Na de fatale zeegrasziekte in de jaren 30 verdwenen uit Nederland. Wordt nmiddels als uitgestorven beschouwd. Lege huisjes spoelen nog wel aan.

[Lees verder...]


Scheef bultschelpje
Mariene tweekleppige: Tot 1,7 mm. Vuilwit, opperhuid geelgroen tot grijsbruin. Verse exemplaren hebben vaak een lichtbruine aanslag. Stevig, relatief dikschalig schelpje. Umbo bol, prodissoconch duidelijk afgegrensd. Glad met grove groeilijnen. Heterodont, grof slot. Onderrand glad. Noordzee, verder van de kust. Spoelt vermoedelijk alleen fossiel aan.

[Lees verder...]


Sabelschede
Mariene tweekleppige. Tot 4 cm (vaak ca 2 cm). Crèmegrijs, soms met zeer vage roodachtige vlamachtige vlekjes. Opperhuid glanzend geelgroen. Zeer dun en breekbaar, ongeveer 4x langer dan breed. Bovenrand bijna recht, onderrand afgerond. Slotband uitwendig en stevig. Sifonen kort, grotendeels gescheiden, met aan de uiteinden korte tentakelkransjes. Noordzee, vooral verder van de kust. Echter ook plaatselijk kustnabij. Spoelt relatief schaars op het strand aan (Waddeneilanden, Goeree).

[Lees verder...]


Ruw traliehorentje

Mariene huisjesslak. Tot 3 mm. Wit of crème. Stevig spits horentje. 6-7 matig bolle windingen. Protoconch glad, ingedraaid. Mondopening langwerpig-ovaal, ernaast een smalle navel. Op de spil een scherpe en duidelijke tandplooi. 20-25 weinig gebogen dwarsribben, op de onderste helft van de winding gekruist door 1-2 spiraalgroeven. Ectoparasitair gevonden op oesters en mantelschelpen, waarvan met de zuigstekel in de proboscis lichaamssappen worden opgezogen. Enkele keren in materiaal van visserij gevonden en -vers, leeg- in Yerseke (import met oesters?). Ook op drijvende voorwerpen en fossiel.

[Lees verder...]


Stomp buishorentje
Mariene huisjesslak. Buislente tot 4 mm. Wit, enigszins transparant. Dunschalig. Volwassen exemplaren met een gebogen holle, buisvormige schelp, aan de topzijde afgesloten met een afgerond septum. De andere zijde kan worden afgesloten met het cirkelronde operculum. De protoconch wordt, nadat een inwendig schotje is gevormd, afgestoten. Schelpoppervlak glad, alleen groeilijnen. Leeft tussen zandkorrels. Spoelt regelmatig aan, nu en dan ook levend. Vanwege de afmetingen echter vaak gemist.

[Lees verder...]


Stomp groeftandhorentje
Mariene huisjesslak. Tot 3,8 mm. Crème of vuilwit. Plomp-ovaal, dunschalig horentje. Top stomp, embryonale topwindingen (protoconch) ingedraaid en met korreltjes bedekt. Naast de mond een smalle navel. Aan de spilzijde van de mond een vage tandvormige plooi. Op de onderste helft van de windingen fijne spiraalgroeven. Noordzee, verder van de kust. Schaars. Spoelt zelden of nooit aan op het strand.

[Lees verder...]


Stomp traliehorentje
Mariene huisjesslak. Tot 2,8 mm. Melkwit doorschijnend, tot glanzend wit. 4-6 vlakke windingen. Op de binnenlip zit een flauw tandplooitje. Geen of zeer smalle navel. Top afgeplat en ingedraaid. Dunne golvende verticale ribjes die onder het midden gekruist worden door spiraalgroeven, zodat een traliewerksculptuur ontstaat. Pyramidellidae leven parasitair op gastheren die ze met een zuigslurf met spitse zuigstekel aanboren. Van deze soort zijn de gastheren niet bekend. Spoelt algemeen aan op het strand in fijn gruis.

[Lees verder...]


Stralende platschelp
Mariene tweekleppige. Tot 25 mm. Lichtgeel of oranje, met vanuit de top stralende verticale oranjerode of paarse kleurbanden. Dunschalig. Langwerpig- ovaal. Oppervlak met fijne groeilijnen. Sifonen van het dier lang en gescheiden. Lichaamskleur crème, soms geeloranje. Noordzee verder van de kust, schaars. Slechts zelden op het strand aangespoeld (losse kleppen).

[Lees verder...]


Tandtolhoren
Mariene huisjesslak. Tot 30 mm. Grijsbruin met bruinpaarse, zigzaglijnen. Onderkant witgrijs. Mondopening  parelmoerkleurig. 5-6 windingen, top matig stomp, vaak afgesleten. Mondopening met tandvormige knobbel. Geen duidelijke navel. Operculum rond, hoornachtig. Vage spiraallijnen en groeilijnen. Koptentakels lang en puntig, ogen op verbredingen aan de basis. Drie paar voettentakels. Lichaamskleur grijsgroen, met paarszwarte lijnen en vlekken. Alleen rondom Yerseke. Geïmporteerd met materiaal schelpdierkweek.

[Lees verder...]


Reuzenstrandschelp
Mariene tweekleppige. Tot ca. 19 cm (maximaal 22,5 cm). Crème met een licht geelbruine opperhuid. Dikschalig. Oppervlak met alleen groeilijnen. Afgeplatte gedeelten naast de top niet gegroefd. Slotband grotendeels inwendig, in een grote en opvallende driehoekige ligamentholte. Sifonen aaneengegroeid tot een enkele centimeters lange sifobuis met korte tentakelkransjes. Amerikaanse soort. Eénmaal levend gevonden op Terschelling, ook enkele keren lege schelpen aangespoeld. Vermoedelijk aangevoerd met ballastwater van schepen. Niet ingeburgerd.

[Lees verder...]


Ronde komschelp
Mariene tweekleppige. Tot 25 mm. Glanzend wit of crème, opperhuid lichtgeel. Dunne, matig bolle schelp. Het schelpoppervlak heeft minuscule concentrische groeilijntjes, zelden ook fijne radiale groeven. Mantellijn aan de binnenzijde zonder mantelbocht. Geen echte sifonen, wel gescheiden in- en uitstroomopeningen. Noordzee, op enige afstand van de kust. Schaars tot zeldzaam. Spoelt een enkele keer aan op het strand, meestal fossiel.

[Lees verder...]


Priktolhoren
Mariene huisjesslak. Tot 3 cm. Van egaal grijswit tot geeloranje en donkerpaars, mondopening met parelmoer. Onregelmatige oranjerode tot paarsbruine vlekken, op de onderste spiraalrib vaak een blokkenpatroon. 8-12 vlakke windingen, top zeer spits. 5-7 spiraalribben, de onderste als verbrede kiel onderaan de windingen. Mondopening ruitvormig. Geen navel. Operculum rond. Noordzee, verder van de kust, maar ook levend in de Oosterschelde. Schaars.

[Lees verder...]


Penhoren
Mariene huisjesslak. Tot 50 mm. Lichtbruin, soms met donkerbruine vlekken. Operculum hoornachtig, cirkelrond. Priemvormige horen met 18-20 vrij bolle windingen en een ronde mondopening. Sculptuur van meestal drie dikkere spiraalrichels, met daartussen kleinere. Leeft verder van de kust op slibrijke bodem (Oestergronden). Spoelt het meest aan op de Friese Waddeneilanden.

[Lees verder...]


Paalworm
Mariene tweekleppige. Schelpjes 10 mm (paletten 6 mm). Dier wormvormig, 20 cm of meer. Schelpen kalkwit, opperhuid grijsbruin. Middendeel met horizontale en verticale sculptuur, voorste deel horizontale ribben, achterste deel (‘oortje’) glad, komt niet boven de schelp uit. Paletten met gebogen steel, bovenaan ingesneden. Sifonen van het dier gesplitst waar ze uit het hout komen, met tentakelkrans. Lichaam grijswit, sifonen crème, roodbruin gespikkeld. Frequent in gezonken hout sublitoraal en in aangespoeld hout op het strand.

[Lees verder...]


Pagina 26 van 46Eerste   Vorige   21  22  23  24  25  [26]  27  28  29  30  Volgende   Laatste   

Diensten

Weekdieren (EU-Habitatrichtlijn)

  • Inventarisaties
  • Beheeradviezen 
  • Monitoring
  • Exoten

Mariene soorten en ecologie

  • Educatie
  • Artikelen
  • Exoten

 

 

Steun ANEMOON

  • Met een donatie
  • Met waarnemingen
  • Met foto's 
  • Met locatie-omschrijvingen
  • Met maken van artikelen
  • Met organiseren activiteiten

Contact

Stichting ANEMOON
Postbus 29
2120 AA Bennebroek

anemoon@cistron.nl

06-11442009

 

 

Back To Top