Mariene
huisjesslak. Tot 11 mm. Glanzend
crèmewit, opperhuid oranjegeel tot bruin. Cilindervormige horen. De laatste winding sluit alle voorgaande
in, de mondrand steekt boven de top van de schelp uit. Groeilijnen en fijne spiraalgroefjes.
Geen operculum. Het dier kan zich deels nog in de
schelp terugtrekken. Het hele dier, inclusief kopschild, kan in
uitgestrekte toestand tot 18 mm worden. Tijdens het kruipen is
voornamelijk het kopschild zichtbaar. De maag bevat drie ovale verkalkte kauwplaten. Noordzee, dieper water verder van de kust. Spoelt met name op de Friese Waddeneialnden tegenwoordig veel aan (invloed zandsuppleties; Ameland).