Mariene huisjesslak. Tot 28 mm, vaak kleiner. Glanzend wit, gedeeltelijk doorschijnend. Uiterst dunschalig, met 2-3 snel toenemende
windingen, de laatste uitgegroeid tot een groot ‘oor’. Geen operculum. Schelpoppervlak glad, alleen groeilijntjes. Het
dier kan zich niet in de schelp terugtrekken
en is
groter dan de schelp: gestrekt ruim 4 cm of
meer. Dier met groot kopschild, opzij twee lichaamsflappen,
achteraan plugvormig stuk
mantel. Lichaamskleur wit. In de maag drie verkalkte kauwplaten. Noordzee schaars. Schelpen spoelen soms aan.