Mariene tweekleppige. Tot 3 mm. Geelwit tot lichtbruin, opperhuid
oranjebruin. Soms met oranjerode stralende kleurlijnen. Stevige schelp. Scheef-driehoekige vorm. Oppervlak glad, met alleen
concentrische groeilijnen. Heterodont, grof slot. Onderrand aan
de binnenkant gecreneleerd. Mantellijn zonder bocht. Algemeen in gebieden met grover zand en schepfragmenten, zowel verder van de kust (offshore-gebied ten
noordwesten
van Vlieland en Texel, Doggersbank, boven Schiermonnikoog) als dichter bij de kust (zuidwestelijk kustgebied, grofzandig gebied voor Camperduin-Castricum). Ook in Zeeland, o.a. Westerschelde.