Op zoek naar slakken,
tweekleppigen en andere weekdieren
(mollusken) in Nederland.
Deze
handleiding is bedoeld als leidraad voor beginnende waarnemers en veldwerkers.
Dus in feite
voor iedereen die zich wil inzetten voor het onderzoek naar de verspreiding van
mollusken in Nederland en daarom meedoet met het atlasproject.
Inleiding: waarom een atlasproject?
Je
zal maar een Nederlandse landslak zijn. Of een tweekleppige zoetwatermossel.
Dan heb je het niet altijd makkelijk.
Net als bij andere dier- en
plantengroepen, zijn er ook veel weekdieren die in aantal achteruit gaan.
Zowel op het land als
in het zoete, brakke en zoute water, traden de laatste decennia grote
veranderingen op.
Verdwijnen, verkleinen of sterk versnipperen van
leefgebied, vervuiling, verdroging, verzuring,
waterstaatkundige ingrepen: het zijn maar enkele voorbeelden die hun tol eisen.
Weekdieren hebben het ook om
andere redenen moeilijk.
Terwijl diergroepen als zoogdieren, vogels en
vlinders geliefd zijn onder het publiek vanwege hun vorm of kleuren,
zijn mollusken niet zo 'aaibaar'. Veel mensen vinden
slakken juist enge, vieze en schadelijke beesten,
en zijn ze deze liever kwijt dan rijk. Onderzoek richtte
zich daarom vaak eerder op bestrijding van de (enkele)
plaagvormende soorten, dan op
het behoud en de bescherming van de dieren en hun biotopen.
Pogingen om meer te weten te komen over de landelijke
verspreiding en de eventuele voor- of achteruitgang,
kregen vroeger ook maar bitter weinig bijval: voor mollusken leek te gelden: 'wat niet weet, dat niet
deert'.
Het Atlasproject Nederlandse Mollusken (ANM) is opgezet om hierin
verandering te brengen.
Doel en historie
Doel van het ANM in algemene zin is zo veel mogelijk bestaande kennis over de Nederlandse
soorten te bundelen en nieuwe kennis op te
doen.
Tijdens
de al in 1997 gestarte eerste fase van het ANM-project is de haalbaarheid van een
landelijk
inventarisatieproject met hulp van vrijwilligers onderzocht.
Dit
bleek haalbaar; veel mensen gaven aan dat ze aan het project wilden
meewerken.
Vooral het feit dat de meeste weekdieren in het bezit zijn van een schelp is een
voordeel.
Dat heeft er immers voor gezorgd dat verzamelaars door de eeuwen heen
kust, zee, land en water afzochten
en hele verzamelingen (collecties)
bijeenbrachten. En
omdat schelpen lang intact blijven, zijn er
heel wat collecties
en gegevens voorhanden uit de eerste helft van onze eeuw. Heel
belangrijk zijn de gegevens die sinds 1915 zijn
verzameld door het ‘Comité ter
bestudering van de molluskenfauna van Nederland’ en -vanaf 1941- de gegevens
in
het Centraal Systeem van de Strandwerkgemeenschap en andere kleinere
kaartenbakken en databases.
Ook diverse artikelen in tijdschriften bevatten
gegevens uit vroegere tijden.
Uit dit alles is het ‘beeld van het
molluskenvoorkomen in het verleden' te reconstrueren en weten we bijvoorbeeld precies
welke soorten landslakken, waterslakken en tweekleppigen en zeemollusken er
binnen onze grenzen leven.
Toch worden er zo nu en dan nog nieuwe soorten
gevonden en nog veel nieuwe vindplaatsen ontdekt.
Van lang niet van alle plaatsen in ons land zijn al gegevens bekend.
Tussen
1997-1999 zijn in het kader van het atlasproject veel oude (en recente)
verspreidingsgegevens bijeengebracht
van een beperkt aantal 'aandachtsoorten'.
Andere deelprojecten hebben zich in eerste instantie gericht op het beschikbaar
krijgen van historische (oudere) faunistische
molluskengegevens. Het doel bij
dit alles was gegevens bijeen te brengen en
te beheren in een centraal computerbestand.
Met deze database zijn vergelijkingen ‘vroeger-heden’
te maken en kunnen boeken (atlassen) worden uitgebracht met
verspreidingskaarten: zogenaamde stippenkaarten.
Een tweede fase van het project richt zich op de vraag hoe het 'nu' gaat met de Nederlandse soorten.
Dit onderdeel loopt in feite nog steeds door.
Daarbij is veel veldwerk nodig
en hulp van veel vrijwilligers, 'kenners' zowel als 'beginners'.
Samenwerking
Het ANM is een samenwerkingsverband tussen
Stichting ANEMOON, EIS-Nederland en diverse werkgroepen
en individueel opererende Nederlandse malacologen. Zo doen er
leden mee van de Nederlandse Malacologische
Vereniging (NMV), de
Strandwerkgemeenschap (SWG), de Nederlandse Jeugdbond voor Natuurstudie (NJN)
en nog diverse aantal andere natuurverenigingen, instellingen en musea.
Het project richt zich zowel op
de mariene als op terrestrische mollusken en op soorten uit alle binnendijks
gelegen
aquatische milieus. In feite dus op de gehele inheemse molluskenfauna.
Herkennen
Met
wat oefening is het merendeel van de Nederlandse molluskensoorten goed te
herkennen.
In veel gevallen is zelfs alleen de schelp / het slakkenhuis al voldoende. Maar dit
geldt niet voor álle soorten.
Er zijn bijvoorbeeld meerdere naaktslakken die sterk op
elkaar lijken. Maar ook sommige huisjesslaken en
tweekleppigen - zoals de
kleine erwtenmosseltjes uit zoet water - is soms de hulp nodig van experts.
Maar laat dat je niet weerhouden!
Ga er maar van uit dat met wat oefening al relatief snel zo'n 75%
van onze mollusken op naam zijn te brengen.
Om
beginnende waarnemers te ondersteunen zijn er 'hulpproducten' ontwikkeld, waaronder folders, flyers,
streeplijsten,
een papieren handleiding en (op-)'zoekkaarten’, waarop de
algemenere en goed herkenbare soorten staan afgebeeld.
Daarnaast zijn er in binnen- en buitenland meerdere goede
standaardwerken/determinatiewerken (boeken).
Een deel daarvan is alleen nog tweedehands/antquarisch te krijgen, maar daarvoor biedt het Internet oplossingen.
We hebben een lijst met
titels en referenties, een deel is hier te vinden (klik hier).
Met
de echt moeilijke determinaties kun je terecht bij experts. De coördinator
of de projectmedewerkers kunnen helpen
deze te
vinden. Soms is een foto voldoende, maar in de meeste gevallen is het noodzakelijk goed materiaal te verzamelen
(schelpen en/of hele dier). [Dit geldt niet voor de beschermde soorten!].
Verzamelen van levende dieren is echter lang niet in alle gevallen
nodig. Voor de controle van veldwaarnemingen van
schelpdragende soorten zijn (verse) lege schelpen meestal ruim
voldoende.
Desondanks geven we ook een
aantal aanwijzingen
en tips met betrekking tot het verzamelen en conserveren
van materiaal. (Klik hier).
Uit praktisch oogpunt
wordt voor de Nederlandse weekdieren onderscheid gemaakt in drie verschillende hoofdbiotopen.
Het
maakt immers nogal wat uit of je op het land, in het zoete water of in een
marien milieu (zee- en kustgebied) gaat inventariseren.
Meer weten
Op de volgende pagina (klik hier) is nadere informatie en tips & trics per onderwerp aangegeven.
Aanvullingen
Een
handleiding is nooit helemaal af. Dingen kunnen onduidelijk zijn of ontbreken.
Er kunnen nieuwe soorten in ons land opduiken en er kunnen
nieuwere, handiger technieken worden ontwikkeld (en opgeschreven).
Hoewel het mooi is als Nederland éénmaal vlakdekkend is geïnventariseerd,
ontstaan er misschien in de toekomst nog andere ideeën.
Zo is het ongetwijfeld nodig op bepaalde lokaties (of zelfs landelijk) eens in
de zoveel tijd 'op herhaling' te gaan en soorten en
populaties in de tijd te
volgen (monitoring).
Reacties, verbeteringen, opbouwende kritiek en aanvullingen zijn altijd welkom.
Mail hiervoor naar anemoon@cistron.nl.