Mariene huisjesslak. Tot 7 mm. Wit, glanzend, opperhuid bruingeel. 6-7 vrij vlakke windingen, de laatste winding ca. 65% van de totale schelphoogte. Aan de columellaire zijde
in de mond steeds twee witte tandvormige plooien. Mondopening spits, geen operculum. Oppervlak met alleen groeilijnen.
Dier met korte koptentakels die aan het
uiteinde knopvormig zijn. Lichaamskleur
wit, deels glasachtig transparant. Leeft vaak ondergronds onder deels in de bodem liggende
stenen langs
de hoogwaterlijn, op vaak min of
meer
grofzandige bodems. Zeer plaatselijk in Zeeland.
Lees meer