Mariene tweekleppige: Tot 1,7 mm.
Vuilwit, opperhuid geelgroen tot grijsbruin. Verse exemplaren hebben vaak een lichtbruine aanslag.
Stevig, relatief dikschalig schelpje. Umbo bol,
prodissoconch duidelijk afgegrensd. Glad met grove groeilijnen. Heterodont, grof slot. Onderrand glad. Noordzee, verder van de kust. Spoelt vermoedelijk alleen fossiel aan.
Lees meer