Mariene tweekleppige. Tot 11 mm. Wit, met een lichtbruine opperhuid.
Eén schelpkant is hoekig afgeknot, de andere flauw
afgerond. De schelp gaapt aan zowel voor-
als achterkant.
Buitenkant met onregelmatige
groeirichels en vanaf de top naar de onder-achterrand een
plooi. Slotband uitwendig, zeer zwak, de schelpen raken snel van elkaar los. Geen mantelbocht, spierindruksels ongelijk in grootte. Noordzee, ingegraven in bodem. Op het strand regelmatig losse kleppen.
Lees meer