Mariene vissoort (zeevis). Slanke platte bodemvis met grote vinnen. Tot 12 (vrouwtje) en 7 cm (mannetje). Oranjebruin, buik lichter. Rug en flanken met bruine dwarsbande. Vooral in de paaitijd bij mannetjes op de vinnen donkeromrande, gele en blauwe golvende vlekken en banden in een gerasterd streeppatroon. Vrouwtjes minder kleurig maar eveneens met schuine strepen. De kop is groot, onderaan afgeplat, met een snuitlengte van anderhalf keer de oogdiameter. Voorste rugvin met 4 stevige vinstralen, klein bij vrouwtjes, langer bij mannetjes, maar altijd korter dan bij de (geeone) Pitvis. Op de kieuwdeksels 3 kleine, achterwaarts gerichte stekels.
Lees meer