Gasfonteinen
Gebiedsbeschrijving
Het Gasfonteinen gebied borrelt spontaan aardgas (methaan) naar de oppervlakte, waardoor er archaea (oerbacteriën) kunnen leven. Oerbacteriën zijn instaat om aardgas om te zetten in carbonaatstructuren. Carbonaat is een vaste kalkachtige stof waardoor er een koraalachtigestructuur kan ontstaan waar andere dieren, zoals anemonen, zich op kunnen hechten. De groei van dit soort carbonaatstructuren gaat bijna net zo traag als de vorming van koraal. De snelheid waarmee ze ontstaan ligt in de ordegrootte van millimeters tot enkele tientallen centimeters per duizend jaar.
Om de ontwikkeling van carbonaatstructuren en de groei van archaea mogelijk te maken is er aardgas nodig dat uit de bodem vrij komt. De plek waar langdurig gas vrij komt wordt aangeduid met gasfontein of met de Engelse term gasseep. Van het Gasfonteinengebied was in 2005 bekend dat er gas uit de bodem omhoog borrelde. In 2009 is daar echter niets meer van aangetroffen, maar door de intensieve visserij in het Noordzeegebied is het niet bekend of er carbonaatstructuren waren of zijn.
Veel gasfonteinen komen voor in gebieden die pockmarks genoemd worden. Een pockmark is een krater die onstaan is doordat een gasbel met geweld zijn weg naar het wateroppervlak gezocht heeft. Pockmarks kunnen varieeren van enkele meters in doorsnede en een halve meter diep tot enkele honderden meters doorsnede en tot wel 45 meter diep. Op verschillende plaatsen in de Noordzee zijn deze pockmarks gevonden, al dan niet met gasfonteinen.
Het Verenigd Koninkrijk heeft twee pockmarks, Braemar Pockmarks en de Scanner Pockmark, aangemeld als Natura 2000 gebieden. Op het NCP is een pockmark met 140 meter doorsnede bekend op de Doggersbank.
Typerende schelpen voor methaan rijke gebieden zijn de Golfschelp en de Noorse cirkelschelp.
Kenmerkende soorten
- Golfschelp
- Noorse cirkelschelp