Blauwtipje Janolus cristatus
| BlauwtipjeJanolus cristatusZeenaaktslak. Ca. 40 mm (tot 75 mm). Het kopgedeelte voor de rhinoforen (reuksprieten) is over de volle breedte bedekt met opgezwollen cerata (longpapillen). Op de rug, uitgezonderd het middengebied en de staartpunt, eveneens talrijke cerata. Deze hebben een blauw iriserende witte top, met aan de basis blauwachtig iriserend pigment. Rhinoforen lang en gelamelleerd. Op de kop tussen de rhinoforen zit een merkwaardig langwerpig 'kruintje'.
Item 1 of 0
| Blauwtipje | Janolus cristatus | | Zeenaaktslak. Ca. 40 mm (tot 75 mm). Het kopgedeelte voor de rhinoforen (reuksprieten) is over de volle breedte bedekt met opgezwollen cerata (longpapillen). Op de rug, uitgezonderd het middengebied en de staartpunt, eveneens talrijke cerata. Deze hebben een blauw iriserende witte top, met aan de basis blauwachtig iriserend pigment. Rhinoforen lang en gelamelleerd. Op de kop tussen de rhinoforen zit een merkwaardig langwerpig 'kruintje'.
| Afmetingen: Lengte tot 75 mm. In Nederland meestal niet langer dan 40 mm.
Kleur: Het lichaam zelf is kleurloos transparant, soms wat gelig. De top van de papillen draagt wit pigment, dat vaak blauw iriseert. Op de rug zijn wat witte vlekjes aanwezig. Op het midden van de staart is een witte lengtestreep zichtbaar. In de papillen loopt in de lengterichting een zwarte lijn, die bij de top vertakt.
Vorm: Blauwtipjes vallen onmiddellijk op door het grote aantal breed uitlopende uitsteeksels op de rug, (cerata of longpapillen genaamd) en de kleur daarvan. De cerata staan aan weerszijden van het lichaam en ook voor op de kop. Het midden van de rug is vrij van cerata. De rhinoforen zijn lang en gelamelleerd. Op de kop tussen de rhinoforen zit een merkwaardig langwerpig 'kruintje'.
Eieren: De voor deze soort karakteristieke eisnoeren hebben de vorm van een wit kronkelig kettingsnoer, met eieren in groepjes en omlaag gebogen u-vormige lussen.
| | Blauwtipjes worden vooral in de Oosterschelde waargenomen, hoewel er ook incidentele waarnemingen bekend zijn uit het Grevelingenmeer, de westelijke Waddenzee en de mond van de Westerschelde.
Waarnemingen blauwtipje:
Verspreidingsatlas.nl: blauwtipje.
Waarneming.nl: blauwtipje.
Telmee.nl: blauwtipje.
| Op hard substraat, van de laagwaterlijn tot ten minste 20 m diepte. Blauwtipjes eten van struikvormige mosdiertjes, in de Nederlandse wateren vooral van Bugula plumosa, hoewel de dieren ook regelmatig op Bicellariella ciliata worden waargenomen.
De karakteristieke eisnoeren zijn te vinden vanaf juli tot december en hebben de vorm van een karakteristiek wit kronkelig kettingsnoer, met omlaag gebogen u-vormige lussen. Ze worden meestal in mosdiertjeskolonies afgezet.
| Dieren worden meestal vanaf juli tot ver in het najaar waargenomen. Na zachte winters ook voorjaars-waarnemingen.
| 140855
| Nederland | Zoutwater | MOO|LIMP |
Wrattig tipje Janolus hyalinus
| Wrattig tipje Janolus hyalinus
Zeenaaktslak. Tot 30 mm. Transparant crèmekleurig tot grijs, met ronde
en gestreepte oranjebruine vlekjes. Op de rug enkele witte vlekken.
Vertakkingen middendarmklier donkerbruin. Talrijke papillen aan
weerszijden van het lichaam en voor op de kop. Papillen smal aan de
basis, verbreed in het midden en aan de top toegespitst. Op de papillen
wratachtige tuberkels. Rhinoforen met spiraalvormige groeven en een
langwerpig orgaantje (carunkel). Eisnoeren als gelatineus snoer met
kern van witte eitjes, herkenbaar aan de neerwaartse u-vormige lussen.
Vooral in de Oosterschelde.
Item 1 of 0
| Wrattig tipje | Janolus hyalinus | | Zeenaaktslak. Tot 30 mm. Transparant crèmekleurig tot grijs, met ronde
en gestreepte oranjebruine vlekjes. Op de rug enkele witte vlekken.
Vertakkingen middendarmklier donkerbruin. Talrijke papillen aan
weerszijden van het lichaam en voor op de kop. Papillen smal aan de
basis, verbreed in het midden en aan de top toegespitst. Op de papillen
wratachtige tuberkels. Rhinoforen met spiraalvormige groeven en een
langwerpig orgaantje (carunkel). Eisnoeren als gelatineus snoer met
kern van witte eitjes, herkenbaar aan de neerwaartse u-vormige lussen.
Vooral in de Oosterschelde. | Afmetingen: Lengte tot 30 mm.
Kleur: Het lichaam is transparant crèmekleurig tot grijs, met ronde en gestreepte donkerbruine of oranje vlekjes. Op de rug zijn enkele witte vlekken aanwezig. De vertakkingen van de middendarmklier lopen tot halverwege de papillen en zijn donkerbruin.
Vorm: Sterk met talrijke papillen bezette slak. Deze papillen staan aan
weerszijden van het lichaam en ook voor op de kop. Ze zijn aan de basis
smal, in het midden verbreed en aan de top toegespitst. Op de papillen
zitten kleine wratachtige tuberkels, waaraan de soort haar naam dankt.
De rhinoforen hebben verticaal gedraaide spiraalvormige groeven,
waartussen een opgezwollen langwerpig orgaantje ligt (carunkel), met een
sensorische functie.
Eieren: De eisnoeren worden voornamelijk aangetroffen in de zomer en herfst, en zijn opvallender dan de dieren zelf.Ze vormen een gelatineus snoer met een continue witte kern van eitjes. Ze zijn herkenbaar aan de voor Janolus karakteristiek neerwaarts gebogen u-vormige lussen. | | Schaars voorkomende West-Europese zeenaaktslak, die voornamelijk voorkomt in de oostelijke Atlantische Oceaan, vanaf de Britse Eilanden tot de westelijke Middellandse Zee en Marokko. In Nederland voor het eerst waargenomen in Het Grevelingenmeer, in 1990. Sinds 2006 wordt de soort in toenemende mate aangetroffen in de Oosterschelde, voornamelijk in het centrale deel, nabij Zierikzee. | De dieren leven verstopt onder stenen en in oesterbanken. Op hard substraat waar het voedsel voorkomt, van april tot ver in het najaar. De soort leeft van struikvormige mosdiertjes, in de
Nederlandse wateren vooral van Bugula plumosa, Scrupocellaria scruposa
en soms ook op Bicellariella ciliata. Veel waarnemingen worden gedaan tijdens nachtduiken, wat suggereert dat de soort een nacht-actieve leefwijze heeft. De soort kan ter verdediging papillen afwerpen. | | 140857 | Nederland | Zoutwater | MOO|ANM |