Bonte mantel Mimachlamys varia
| Bonte mantel Mimachlamys varia
Mariene
tweekleppige. Tot 70 mm. Variabel van kleur: crème, geel, oranje,
bruinrood, lila, paars. Ook vaak gevlekt. Achterste
oortjes naast top veel kleiner dan voorste. Oppervlak met 30-35
vanuit de top stralende ribben, bezet met
afstaande ‘schubben’. Dier met franjevormige tentakels
langs de mantelranden en ca. 30 kraalvormige
blauwzwarte ‘oogjes'. Leeft vastgehecht met byssusdraden op hard
substraat. In de Noordzee zeldzaam, evenals in Zeeland.
Item 1 of 0
| Bonte mantel | Mimachlamys varia | | Mariene
tweekleppige. Tot 70 mm. Variabel van kleur: crème, geel, oranje,
bruinrood, lila, paars. Ook vaak gevlekt. Achterste
oortjes naast top veel kleiner dan voorste. Oppervlak met 30-35
vanuit de top stralende ribben, bezet met
afstaande ‘schubben’. Dier met franjevormige tentakels
langs de mantelranden en ca. 30 kraalvormige
blauwzwarte ‘oogjes'. Leeft vastgehecht met byssusdraden op hard
substraat. In de Noordzee zeldzaam, evenals in Zeeland. | Afmetingen: L. 60 mm, H. 70 mm.
Schelpkleur: Variabel: crème, geel, oranje, bruinrood, lila, paars. Ook vaak gevlekt. Linker en
rechterklep ongeveer gelijk gekleurd.
Schelpvorm: Vrij dunschalig. Achterste oortjes veel kleiner dan de voorste.
Sculptuur: Beide kleppen met 30-35 vanuit de top stralende ribben, bezet met afstaande ‘schubben’ waardoor de schelp aanvoelt als een rasp.
Dier: Binnenste mantelranden met zeer fijne franjevormige tentakels, de buitenste met grovere tentakels en tot ca. 30 kraalvormige blauwzwarte ‘oogjes’, waarmee licht en donker kunnen worden waargenomen. | | Vanaf Noorwegen tot in de Middellandse Zee en langs de westkust van Afrika tot Senegal. In Nederlandse wateren schaars en incidenteel. Aangetroffen op de Klaverbank en tijdens een invasie van juvenielen in 1994-1995 ook elders. Er zijn meerdere oude meldingen uit Zeeland, meestal gerelateerd aan schelpdierkweek en import. Recent aangetroffen in de Oosterschelde en het Grevelingenmeer (Den Osse).
verspreidingatlas: Bonte mantel.
waarneming.nl. Bonte mantel. | Vastgehecht met byssusdraden op stenen, grote losse schelpen of ander hard substraat, vanaf het sublitoraal tot grotere diepten, ongeveer tussen 5 en 100 m (tot ruim 250 m). Vaak in kolonies bij elkaar, maar ook solitair. De dieren zijn hermafrodiet en eerst mannetjes, later veranderend in vrouwtjes. Leeftijd: ten minste 4 jaar. | | 236719 | Nederland | Zoutwater | MOO|SMP|ANM |
Wijde mantel Aequipecten opercularis
| Wijde mantelAequipecten opercularisMariene tweekleppige. Tot ca. 10 cm.
Zeer variabel. Meestal bruinrood met onregelmatige vlekken. Soms
bleekmet roodbruine ribben. Linkerklep
(bovenklep) boller dan rechter. Vleugelvormig
uitsteeksel (oor) aan beide zijden top. Eén oor spitser.
18-25 afgeronde ribben. Mantelrand met tentakels en kleine oogjes. Het
dier kan byssusdraden spinnen en jonge dieren zitten vaak vastgehecht.
Noordzee en Oosterschelde (schaars). Op het strand regelmatig jonge
dieren op drijvende voorwerpen. Ook fossiel.
Item 1 of 0
| Wijde mantel | Aequipecten opercularis | | Mariene tweekleppige. Tot ca. 10 cm.
Zeer variabel. Meestal bruinrood met onregelmatige vlekken. Soms
bleekmet roodbruine ribben. Linkerklep
(bovenklep) boller dan rechter. Vleugelvormig
uitsteeksel (oor) aan beide zijden top. Eén oor spitser.
18-25 afgeronde ribben. Mantelrand met tentakels en kleine oogjes. Het
dier kan byssusdraden spinnen en jonge dieren zitten vaak vastgehecht.
Noordzee en Oosterschelde (schaars). Op het strand regelmatig jonge
dieren op drijvende voorwerpen. Ook fossiel. | Afmetingen: H. 100 mm, L. 100 mm.
Schelpkleur: Zeer variabel. In Nederland meestal bruin tot bruinrood met onregelmatige vlekken. Soms bleekwit met roodbruine ribben.
Schelpvorm: Stevige ronde schelp. Ongelijkkleppig. Linkerklep (bovenklep) boller dan rechterklep (onderklep). Vleugelvormig uitsteeksel (oor) aan beide zijden top. Eén oor rechterklep (onderklep) spitser.
Sculptuur: Kleppen met 18-25 afgeronde ribben. Tussenruimte ribben net zo breed als rib. Binnenzijde schelp: Slechts 1 spierindruksel. Mantelrand (langs rand schelp) tentakels en kleine oogjes.
Dier: Binnenste mantelrand bezet met fijne franjevormige tentakels, de buitenste met grovere. Daartussen 35-40 groene tot zilverkleurige, bolle oogjes (ocelli). Hiermee kunnen de dieren licht en donker waarnemen. De vingervormige voet wordt ook gebruikt om byssusdraden mee te spinnen, die via de byssusopening onder het grootste oor naar buiten komen. Lichaamskleur variabel. Mantelranden meestal grijswit gemarmerd, al of niet met bruineof oranjegele vlekken. Manteltentakels bleekwit, iets doorschijnend. De voet is vaak meer oranjerood. Er is één witte, zeer krachtige sluitspier. | | Van Noord-Noorwegen tot de Azoren, de Canarische Eilanden en de Middellandse Zee. Aangetroffen vanaf het sublitoraal tot diepten van 400 m of meer. In de Noordzee onder meer algemeen op de Belgische Hinderbanken en in het noordelijke deel van het NCP rond de Oestergronden. Elders komen meer incidenteel populaties voor. Leeft ook in Zeeland in de Oosterschelde, echter zeker niet algemeen.
Op het strand: Losse kleppen algemeen langs Nederlandse kust. Na harde wind soms jonge levende exemplaren, vastgehecht op drijvende voorwerpen. | Jonge dieren leven met zelfgesponnen byssusdraden vastgehecht op allerlei substraat, zowel vastzittende als drijvende objecten. Vanaf ca. 6 cm leven ze ook vrij in kolonies op een zand- of modderbodem. Ze kunnen met kracht de schelp sluiten en zich zo zwemmend voortbewegen. Het zijn filteraars die met hun kieuwen voedseldeeltjes en algen uit het water zeven. De dieren zijn van gescheiden geslacht, maar ook kunnen ze eerst mannetjes zijn en later in vrouwtjes veranderen. Voorplanting vooral in voorjaar en de zomer. Leeftijd: minstens zes jaar. | | 140687 | Nederland | Zoutwater | MOO|SMP|ANM |